31 januari 2025
Sinds 2002 verbiedt de Embryowet het creëren van embryo’s voor onderzoeksdoeleinden, terwijl onderzoek met restembryo’s – overgebleven en gedoneerde embryo’s na in-vitrofertilisatie (ivf) – wél is toegestaan. Dit verbod werd destijds als tijdelijk bestempeld, met het oog op toekomstige wetenschappelijke ontwikkelingen en een veranderend maatschappelijk draagvlak. In de meest recente evaluatie van de wet in 2021 werd al geadviseerd om het kweekverbod onder voorwaarden op te heffen. Tot op heden is daar echter geen gevolg aan gegeven, mede door politieke afspraken binnen eerdere kabinetten.
Het debat over de status en beschermwaardigheid van embryo’s is complex en kent uiteenlopende standpunten. Waar sommige ethische opvattingen vroege embryo’s een absolute beschermwaardigheid toekennen, benadrukt de ethische literatuur dat de morele status van embryo’s progressief toeneemt naarmate ze zich ontwikkelen. Spaander en Pereira Daoud stellen dat het kweken van embryo’s voor onderzoek onder strikte voorwaarden toegestaan zou moeten worden. Dit is cruciaal voor het verbeteren van bestaande voortplantingstechnieken zoals ivf en voor het waarborgen van de veiligheid en effectiviteit van nieuwe medische toepassingen.
Momenteel moeten Nederlandse wetenschappers voor hun onderzoek gebruikmaken van buitenlandse data, die mogelijk niet aansluiten bij de ethische en wetenschappelijke normen die Nederland nastreeft. Dit beperkt de transparantie en integriteit van onderzoek en belemmert de ambitie om internationaal een leidende rol te spelen in de ontwikkeling van alternatieven voor embryo-onderzoek.
Spaander en Pereira Daoud benadrukken dat er geen nieuwe argumenten zijn die de handhaving van het verbod rechtvaardigen, terwijl recente wetenschappelijke ontwikkelingen juist pleiten voor een herziening van de wetgeving. Het initiatiefwetsvoorstel biedt een belangrijke kans om deze discussie opnieuw op de politieke agenda te zetten.